Trouw, deGids| natuurtochten – Er is geen land dat zo verliefd door het water wordt gekust als Tholen
De leidraad op onze wandeling is de oude loop van de Pluimpot, de stroom die Tholen eeuwenlang in tweeën verdeelde: een oostelijk en een westelijk deel. In 1556 werd het noordelijk stuk van de Pluimpot afgedamd, maar aan de zuidkant gebeurde dat pas in 1957. Dat was vlak na de Ramp van 1953, het eerste van een jaren durende reeks Deltawerken – een primeur die zelden in overzichten wordt vermeld. Sint- Maartensdijk en Scherpenisse verloren hun open verbinding met de Oosterschelde. Hun havens werden gedempt. Velen kennen de Pluimpot nu alleen als natuurreservaat. Maar de naam heeft alles te maken met de strijd tussen mens en water.
Bij de oversteek van Tholen is nog heel goed te zien waar de Pluimpot vroeger stroomde. Let maar op de vorm van de polders, de dijken en de hoogte van het land. Eén keer waden we zelfs door de voormalige geul – het Kortwegje, tussen Kleine Dijk en Mallandse Dijk/Noorddijk. Het is maar een klein peststukje, maar voelt als Mozes op zijn doortocht door de Rode Zee – een associatie waarvan ze op Tholen wel pap lusten. Het voormalige eiland wordt gerekend tot de hoogste bergtoppen van de Nederlandse Bible Belt. In de ogen van buitenstaanders is Tholen zwart. Zwarte hoeden, zwarte pakken, zwarte kousen. En tegenwoordig ook al zwarte hemel, sinds de meerderheid van de Zeeuwen onlangs in een onderzoek van het Wageningse instituut Alterra liet weten dat zij in de provincie met de donkerste nachten wonen.
Misschien zijn het ’zwartkijkers’. Misschien moet je er ook niet op zondag gaan wandelen, al was het maar omdat er dan vrijwel geen bussen rijden en de meeste cafés dicht zijn. Maar Tholen kan ook heel kleurrijk zijn: in de lente als de bomendijken in bloei staan, ’s zomers met de fleurige akkerranden, in de herfst wanneer de bladeren kleuren.
Helaas zijn bijna alle dijken waarover we lopen verhard. Dat ligt in de eerste plaats aan de overheid: er zijn maar weinig malse grasdijkjes gespaard gebleven voor de teermachine. Overal ligt asfalt, om auto en fietser te gerieven. Daarnaast laten boeren wandelaars nog niet graag op hun land toe, zoals ook de makers van het Oosterscheldepad merkten. Ondanks stevige overheidssteun moest het voetpad nogal eens worden omgelegd, omdat de grondeigenaar niet meewerkte.
Maar daarover niet te veel getreurd; een dijk heeft tenslotte ook nog een berm, ook van St. Annaland via Scherpenisse naar St. Maartensdijk. Alle drie plaatsen hebben een voornaam verleden. St. Annaland is gesticht, nadat Anna van Bourgondië haar ’Bourgondische’ levensstijl op kasteel West-Souburg in 1475 even onderbrak om met wat centjes van haar overleden man Adriaan van Borssele de St. Annapolder aan te leggen (opgedragen aan de Heilige Anna, de moeder van Maria). Scherpenisse dankt z’n Kloveniersgilde (een soort burgerwacht die tot op de dag van vandaag nog bestaat, zij het nu vooral als gezelligheidsvereniging) aan Marie van Nassau, oudste dochter van Willem van Oranje en diens eerste vrouw Anna van Buren. En St. Maartensdijk is via diezelfde Anna aan de Oranjes toegevallen en komt daarom nog steeds voor in de titulatuur van onze majesteit, ’Vrouwe van St. Maartensdijk’. Bovendien was Smerdiek, zoals ze daar zeggen, het toneel waar Jacoba van Beieren voor de vierde keer haar ja-woord gaf, deze keer aan Frank van Borssele (1434).
In St. Annaland (Stalland in de volksmond) staat de kerk nog in het midden, met een ring erom. Voor of na de wandeling kan men een kijkje nemen in streekmuseum De Meestoof: de naam herinnert aan de teelt van meekrap, waarvan de wortels na het drogen in de meestoof een rode verfstof opleverden.
Scherpenisse is de oudste woonkern van Tholen. Het had ooit een eigen raadhuisje, maar nu is dat pand vooral de plaats waar de schutters eens per jaar samenkomen om bier te drinken en droge gezouten scharretjes en hardgekookte eieren te eten. Sinds 1594 moeten zij de burgers beschermen en helpen bij brand, watersnood en ordehandhaving. Hun schuttersbogen zijn allang niet meer bruikbaar, maar het Koningsverschieten is nog steeds een jaarlijkse traditie.
Op weg naar Gorishoek, waar in de zomer een fiets- en voetveer op Yerseke vaart en duikers graag te water gaan, passeren we de vliedberg van Westkerke. Op deze middeleeuwse vluchtheuvel was een burcht gevestigd. Na natuurgebied De Pluimpot sluiten we de tocht af in St. Maartensdijk, destijds ’smalstad’ (wel stadsrechten, geen stemrecht in de Zeeuwse staten) en nu Tholens ’residentie’. Stadhuis, kerk, een verdwenen kasteel (van Jacoba van Beieren), een stadspomp én een gedempte haven. Want al dichtte Jan Campert ’Er is geen land dat zo verliefd door het water wordt gekust / als Tholen, stad en land voor de boer en burger, arbeid en rust’, de Pluimpot is drooggevallen. Jammer, maar een veilig idee.